Dyna Glo BF30DTDG-4 30.000 BTU Dual-Fuel Vent-Free Convectie Wandverwarming - Gebruik Handleiding - Gebruik Gids PDF.
Documenten:Ga naar downloaden!
Handleiding
- Gebruikershandleiding - (Engels, Spaans)
Specificatie
- Specificatieblad (web) - (Engels)
- PRODUCTEIGENSCHAPPEN
- VOORBEREIDING VOOR INSTALLATIE
- INSTALLATIE
- OPERATIE
- VERZORGING EN ONDERHOUD
- PROBLEEMOPLOSSEN
Inhoudsopgave
GEBRUIKERSHANDLEIDING ONTLUCHTINGSVRIJE BLAUWE VLAM GAS WANDVERWARMER
PRODUCTEIGENSCHAPPEN
VEILIGHEID PILOOT
Deze heater heeft een pilot met een Oxygen Depletion Sensing (ODS) veiligheidsuitschakelsysteem. De ODS/piloot schakelt de kachel uit als er onvoldoende verse lucht is en sluit de hoofdbrander af als de vlam uit is.
BEENKIT (SELECTEERDE MODELLEN)
2 steunpoten en 4 steunpootschroeven zijn inbegrepen voor vloermontage van de heater. Zie pagina 13. OPMERKING: Dit is een optioneel accessoire en is niet vereist voor de werking van de verwarming.
ELEKTRONISCHE DRUKKNOP ONTSTEKINGSSYSTEEM
Deze kachel is uitgerust met een elektronisch ontstekingssysteem met drukknop. Dit systeem vereist één AAA-batterij (meegeleverd).
THERMOSTAAT WARMTE REGELING (SELECTEERDE MODELLEN)
De regeling schakelt de brander automatisch in en uit om de gewenste kamertemperatuur te behouden. Zie pagina 24.
VENTILATORKIT (SELECTEER MODELLEN)
De ventilatorkit helpt om de opgewarmde lucht sneller in de ruimte te verspreiden. OPMERKING: Dit is een optioneel accessoire en is niet vereist voor de werking van de verwarming.
LOKALE CODES
Installeer en gebruik de heater met zorg. De installatie moet voldoen aan lokale codes of, bij gebrek aan lokale codes, aan de laatste editie van The Nation Fuel Gas Code, ANSI Z223.1/NFPA 54
VOORBEREIDING VOOR INSTALLATIE
Zorg ervoor dat alle onderdelen aanwezig zijn voordat u met de montage of het gebruik van het product begint. Onderdelen vergelijken met inhoudsopgave pakket. Probeer het product niet te monteren, installeren of bedienen als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is. Neem contact op met de klantenservice voor vervangende onderdelen.
UITPAKKEN
1. Haal de verwarmer uit de doos.
2. Verwijder alle beschermende verpakkingen die op de verwarmer zijn aangebracht voor verzending
3. Controleer of alle inhoud aanwezig is.
OPMERKING:Steunpootschroef (M4*15) (bepaalde modellen), Houtschroef (ST4.8*45-16), Expansiebeugelschroef (ST4.8*15-16) en Expansiebeugel worden elk geleverd met (2) extra.
4. Controleer de heater op transportschade. Als de kachel beschadigd is, neem dan onmiddellijk contact op met de dealer waar u de kachel hebt gekocht.
WATERDAMP: EEN BIJPRODUCT VAN ONGEVENTILEERDE KAMERVERWARMERS
Waterdamp is een bijproduct van gasverbranding. Een kamerverwarming zonder ventilatie produceert ongeveer 30 ml water voor elke 1.000 BTU (0,3 kW) gasinvoer per uur. Een ongeventileerde kamerverwarming is bedoeld als aanvullende verwarming in plaats van als primaire warmtebron. Bij de meeste aanvullende warmtetoepassingen vormt de waterdamp geen probleem. In de meeste toepassingen verbetert de waterdamp de atmosfeer met lage luchtvochtigheid tijdens koud weer.
De volgende stappen helpen ervoor te zorgen dat waterdamp geen probleem wordt:
1. Zorg ervoor dat de verwarmer de juiste maat heeft voor de toepassing, inclusief voldoende verbrandingslucht en circulatielucht.
2. Als er een hoge luchtvochtigheid is, kan een ontvochtiger worden gebruikt om het waterdampgehalte van de lucht te verlagen.
3. Gebruik geen ongeventileerde kamerverwarming als primaire warmtebron.
LUCHT VOOR VERBRANDING EN VENTILATIE
VOORZICHTIGHEID:Deze verwarming mag niet in een kamer of ruimte worden geïnstalleerd, tenzij het vereiste volume verbrandingslucht binnenshuis wordt geleverd door de methode beschreven in de National Fuel Gas Code, ANSI Z223.1/NFPA54, de International Fuel Gas Code of toepasselijke lokale codes.
VOLDOENDE VENTILATIE PRODUCEREN
Alle ruimtes in woningen vallen in één van de volgende drie ventilatieclassificaties:
1. Ongewoon strakke constructie
2. Onbeperkte ruimte
3. Besloten ruimte
De informatie op pagina 8 tot en met 10 helpt u bij het indelen van uw ruimte en het zorgen voor voldoende ventilatie.
Besloten en onbegrensde ruimte
Een besloten ruimte als een ruimte waarvan het volume kleiner is dan 50 cu. ft. per 1.000 BTU/uur (4,8 m^3 per kw) van het totale ingangsvermogen van alle apparaten die in die ruimte zijn geïnstalleerd en een onbeperkte ruimte als een ruimte waarvan het volume niet minder is dan 50 cu. ft. per 1.000 BTU/uur (4,8 m^3 per kw) van het totale ingangsvermogen van alle apparaten die in die ruimte zijn geïnstalleerd. Ruimten die via niet van deuren voorziene openingen rechtstreeks aansluiten op de ruimte waarin de toestellen zijn opgesteld*, worden beschouwd als een deel van de onbegrensde ruimte. Deze verwarming mag niet worden geïnstalleerd in een besloten ruimte of in een ongewoon strakke constructie, tenzij er voorzieningen zijn getroffen voor voldoende verbrandings- en ventilatielucht.
* Aangrenzende kamers zijn alleen onderling verbonden als er deurloze doorgangen of ventilatieroosters tussen zitten.
Ongewoon strakke constructie
De lucht die langs deuren en ramen lekt, kan zorgen voor voldoende verse lucht voor verbranding en ventilatie. In gebouwen met een ongewoon strakke constructie moet u echter voor extra frisse lucht zorgen. Onder ongewoon strakke constructie wordt verstaan een constructie waarbij:
- a) wanden en plafonds die zijn blootgesteld aan de buitenlucht hebben een continue waterdampvertrager met een classificatie van één perm (6x10-11kg per pa-sec-m2) of minder met openingen met pakkingen of afgedicht en
- b) tochtstrippen is toegevoegd op ramen die open kunnen en op deuren en
- c) afdichtingen of afdichtingsmiddelen worden aangebracht op gebieden zoals voegen rond raam- en deurkozijnen, tussen zoolplaten en vloeren, tussen wand-plafondverbindingen, tussen wandpanelen, bij doorvoeringen voor loodgieterswerk, elektrische en gasleidingen en bij andere openingen.
Als uw huis aan alle drie bovenstaande criteria voldoet, moet u zorgen voor extra frisse lucht. Zie "Ventilatielucht van buitenaf" (pagina 10). Als uw huis niet aan alle drie de bovenstaande criteria voldoet, gaat u verder met "De verseluchtstroom bepalen voor de locatie van de verwarming".
VERSE LUCHTSTROOM BEPALEN VOOR DE LOCATIE VAN DE VERWARMER
Bepalen of u een besloten of onbeperkte ruimte heeft
Gebruik dit werkblad om te bepalen of u een besloten of niet-besloten ruimte heeft.
Ruimte:Omvat de kamer waarin u de verwarming gaat installeren plus alle aangrenzende kamers met doorgangen zonder deuren of ventilatieroosters tussen de kamers.
1. Bepaal het volume van de ruimte Lengte × Breedte × Hoogte = cu. ft. (ruimtevolume)
Voorbeeld:Ruimtegrootte 20 ft. (lengte) × 16 ft. (breedte) × 8 ft. (plafondhoogte) = 2560 cu. ft. (ruimtevolume)
Als extra ventilatie naar een aangrenzende kamer wordt geleverd met roosters of openingen, tel dan het volume van deze kamers op bij het totale volume van de ruimte.
2. Verdeel het ruimtevolume door 50 cu. ft. om de maximale BTU/uur te bepalen die de ruimte kan ondersteunen. ruimtevolume) ÷ 50 cu. ft.= (Maximale BTU/uur die de ruimte kan ondersteunen)
Voorbeeld:2560 cu. ft. (ruimtevolume) ÷ 50 cu. ft. = 51,2 of 51.200 (maximale BTU/uur die de ruimte kan ondersteunen)
3. Tel de BTU/uur van alle verbrandingstoestellen in de ruimte op.
Ventilatievrije verwarming _________ BTU/uur
Gasboiler* ________BTU/uur
Gasoven ____________BTU/uur
Geventileerde gasverwarmer ________BTU/uur Voorbeeld:
Logboeken gasverwarmer __________BTU/uur Gaswaterverwarmer 30.000 BTU/uur
Andere gastoestellen*+ ____BTU/uur Verwarming zonder ventilatie + 26.000 BTU/uur
Totaal = ____BTU/uur Totaal = 56.000 BTU/uur
Exclusief gastoestellen met directe ontluchting. Directe ontluchting zuigt verbrandingslucht aan van buiten en blaast naar buiten.
4. Vergelijk de maximale BTU/uur die de ruimte kan ondersteunen met de werkelijk gebruikte hoeveelheid BTU/uur.
____BTU/uur (maximaal de ruimte kan ondersteunen)
____BTU/uur (daadwerkelijk gebruikte hoeveelheid BTU/uur).
Voorbeeld: 51.200 BTU/uur (maximaal kan de ruimte ondersteunen) 56.000 BTU/uur (werkelijke hoeveelheid BTU/uur gebruikt)
De ruimte in het bovenstaande voorbeeld is een besloten ruimte omdat de werkelijk gebruikte BTU/uur meer is dan de maximale BTU/uur die de ruimte kan dragen.
Je moet zorgen voor extra frisse lucht. Uw opties zijn als volgt:
- a) Herwerk het werkblad en voeg de ruimte van een aangrenzende kamer toe. Als de extra ruimte een onbegrensde ruimte biedt, verwijder dan de deur naar aangrenzende kamer of voeg ventilatieroosters toe tussen kamers. Zie Ventilatielucht van binnenuit gebouw,” pagina 10.
- b) Ruimte rechtstreeks naar buiten ventileren. Zie “Ventilatielucht van buitenaf”, pagina 10.
- c) Installeer een lagere BTU/uur-verwarming als een lagere BTU/uur-grootte de kamer onbegrensd maakt. Als de werkelijk gebruikte BTU/uur lager is dan de maximale BTU/uur die de ruimte kan ondersteunen, is de ruimte een onbegrensde ruimte. U heeft geen extra ventilatie met frisse lucht nodig.
Ventilatielucht van binnenuit gebouw
Deze frisse lucht zou uit aangrenzende onbegrensde ruimte komen. Bij het ventileren naar een aangrenzende onbegrensde ruimte, moet u twee permanente openingen voorzien: één binnen 30 cm van de muur die de twee ruimtes verbindt (zie opties 1 en 2, afb. 1). U kunt ook de deur naar de aangrenzende kamer verwijderen (zie optie 3, afb. 1). Volg de National Fuel Gas Code NFPA 54/ANS Z223.1. Lucht voor verbranding en ventilatie voor de vereiste afmetingen van ventilatieroosters of kanalen
Ventilatielucht van buitenaf
Zorg voor extra frisse lucht door gebruik te maken van ventilatieroosters of kanalen. U moet twee permanente openingen voorzien: één binnen 30 cm van het plafond en één binnen 30 cm van de vloer. Verbind deze items direct met het buitenleven of ruimtes die openstaan voor het buitenleven. Deze ruimtes zijn onder meer zolders en kruipruimtes. Volg de National Fuel Gas Code NFPA 54/ANS Z223.1. Lucht voor verbranding en ventilatie voor de vereiste afmetingen van ventilatieroosters of kanalen.
BELANGRIJK:Voorzie geen openingen voor inlaat- of uitlaatlucht naar de zolder als de zolder een door een thermostaat geregelde ventilatieopening heeft. Verwarmde lucht die de zolder binnenkomt, activeert de powervent. Herwerk het werkblad en voeg de ruimte van de aangrenzende onbegrensde ruimte toe. De gecombineerde ruimtes moeten voldoende verse lucht hebben om alle toestellen in beide ruimtes te kunnen voorzien.
INSTALLATIE
KENNISGEVING: Deze kachel is bedoeld voor gebruik als bijverwarming. Gebruik deze heater samen met uw primaire verwarmingssysteem. Installeer deze verwarming niet als uw primaire warmtebron.
WAARSCHUWING:Een gekwalificeerde technicus moet de verwarming installeren. Volg alle lokale codes.
WAARSCHUWING: Houd de minimale afstanden aan. Zorg indien mogelijk voor grotere afstanden tot de vloer, het plafond en de aangrenzende muur dan vereist.
VOORZICHTIGHEID:Deze heater creëert warme luchtstromen. Deze stromingen verplaatsen warmte naar wandoppervlakken naast de verwarming. Het installeren van een verwarming naast vinyl of stoffen wandbekleding of een werkende verwarming waar onzuiverheden (zoals tabaksrook, kaarsen, schoonmaakmiddelen, olie- of kerosinelampen, enz.) in de lucht aanwezig zijn, kan ervoor zorgen dat muren verkleuren.
OPRUIMINGEN TOT BRANDBARE STOFFEN
Volg nauwkeurig onderstaande instructies. Deze heater kan aan de muur of op de vloer worden gemonteerd met behulp van de steunpoten (bepaalde modellen).
WAARSCHUWING: Houd de minimale afstanden aan zoals aangegeven in (Zie Afb. 3). Zorg indien mogelijk voor grotere afstanden tot de vloer, het plafond en de verbindingsmuur.
De vrije ruimte aan de bovenkant is van de bovenkant van de verwarming tot het plafond, een houten plank of ander brandbaar materiaal
Bodemvrijheid is vanaf de onderkant van de verwarming tot het oppervlak van tapijt, tegels of ander brandbaar materiaal.
*Een tweede zijmuur moet minimaal 45 cm verwijderd zijn van de andere kant van de kachel. Zorg altijd voor een afstand van minimaal 36 inch tot meubels en gordijnen.
*Voor de installatie in residentiële garages verwijzen wij u naar pagina 3 onderaan.
IGNITOR BATTERIJ INSTALLEREN
- Batterij is inbegrepen.
- Draai de ontstekerdop los en plaats de meegeleverde batterij met de negatieve (platte) kant naar beneden (zie afb. 7). Vervang de ontstekingsdop.
- Let op de juiste polariteit (+/-) bij het installeren of vervangen van de batterij. Schade als gevolg van onjuiste installatie van de batterij kan de garantie op het product ongeldig maken.
- Installeer/vervang de batterij volgens het type en aantal vermeld in onderstaande tabel.
- Verwijder de batterij wanneer deze leeg is.
- Verwijder voor de veiligheid de batterij uit alle onderdelen voor lange periodes van niet-gebruik.
WAARSCHUWING: Gebruik geen oplaadbare zilveroxidecelbatterijen
Component -- Type batterij -- Aantal batterijen
Ontsteker --- AAA ---- 1
Gooi batterijen NIET in vuur. Onjuiste verwijdering kan ertoe leiden dat batterijen gaan lekken of ontploffen.
VENTILATOR INSTALLEREN (OPTIONEEL)
WAARSCHUWING: Instructies voor elektrische aardingDit apparaat is uitgerust met een driepolige (geaarde) stekker voor uw bescherming tegen schokken en moet rechtstreeks worden aangesloten op een goed geaard driepolig stopcontact (zie Afb. 8).
1. De aan de muur gemonteerde verwarming moet worden losgekoppeld van de gastoevoer en van de muur worden verwijderd voordat het ventilatoraccessoire wordt geïnstalleerd. Neem hiervoor contact op met een gekwalificeerd onderhoudsmonteur.
2. Verwijder het uitbreekpaneel van de ventilator met een schroevendraaier (zie Afb. 9). Bevestig de ventilator aan het achterpaneel van de verwarming met behulp van de vier meegeleverde schroeven.
OPMERKING: Zorg ervoor dat de tuimelschakelaar zich in de rechterbovenhoek bevindt. (Zie afb. 10).
3. Deze ventilator is uitgerust met handmatige “MAN” en automatische “AUTO” instellingen (Zie Afb. 11 op pagina 13). Zet de tuimelschakelaar op "MAN" voor handmatige modus, zodat de ventilator continu kan draaien totdat de tuimelschakelaar weer in de UIT-stand "O" wordt gezet. Zet de tuimelschakelaar op "AUTO" voor de automatische modus, die de ventilator aan en uit zet op basis van de kamertemperatuur. Het kan 5 tot 10 minuten duren voordat de ventilator aangaat als het apparaat koud is.
OPMERKING:Als een van de originele draden zoals geleverd bij het apparaat moet worden vervangen, moet deze worden vervangen door een draad met ten minste dezelfde temperatuurbestendigheid. Raadpleeg Afb. 12 op pagina 13 voor het bedradingsschema.
VOORZICHTIGHEID: Label alle draden voordat u ze loskoppelt bij onderhoud aan bedieningselementen. Bedradingsfouten kunnen een onjuiste en gevaarlijke werking veroorzaken. Controleer de goede werking na onderhoud
LOCATIE VERWARMING
Deze kachel is ontworpen om aan een muur of op een vloer te worden gemonteerd met behulp van de steunpoten (bepaalde modellen) die bij bepaalde modellen worden geleverd. Installeer voor gemak en efficiëntie de verwarming:
1. Waar gemakkelijke toegang is voor bediening, inspectie en onderhoud.
2. In het koudste deel van de kamer.
3. Minimaal 3' verwijderd van meubels en gordijnen.
VLOERMONTAGE (bepaalde modellen)
(Kan niet in slaapkamer of badkamer)
(Kan niet worden gebruikt voor garage- en koelkachels)
OPMERKING: Dit is een optioneel accessoire en is niet vereist voor de werking van de verwarming. Voordat u de steunpoten op de verwarmingsbasis installeert, moet u ervoor zorgen dat u over de volgende items beschikt:
(2) Steunpoten
(4) Steunpootschroeven (M4*15)
1. Leg een deken neer op de tafel waarop de verwarming wordt geplaatst voor installatie op de poten om krassen op de tafel en/of de verwarming te voorkomen.
2. Plaats de heater achterop de tafel met de onderkant van de heater buiten de tafelrand.
3. Bevestig de steunpoten aan de verwarming met behulp van de steunpootschroeven (fig. 13)
Opmerking:Als de kachel rechtstreeks op tapijt, tegels of ander brandbaar materiaal dan houten vloeren moet worden geïnstalleerd, moet het apparaat op een metalen of houten paneel worden geïnstalleerd dat zich over de volledige breedte en diepte van het apparaat uitstrekt.
3. Eenmaal geplaatst, bevestigt u de heater aan de vloer met behulp van de schroeven voor de steunpoten (M4*15) en montagegaten in de steunpoten van de heater (zie Afb. 14).
MUURBEVESTIGING
WAARSCHUWING: Het niet plaatsen van de onderdelen in overeenstemming met deze schema's of het niet gebruiken van alleen onderdelen die specifiek zijn goedgekeurd voor deze verwarmer kan leiden tot schade aan eigendommen of persoonlijk letsel.
Montagebeugel
De montagebeugel bevindt zich apart van het apparaat, maar is verpakt in dezelfde doos.
Methoden voor het bevestigen van de montagebeugel aan de muur
ELEKTRISCHE, SANITAIR- OF GASLEIDINGEN KUNNEN IN DE MUUR ZIJN.
Controleer hun locatie voordat u gaat snijden, boren of hameren. Neem indien nodig contact op met uw elektricien, loodgieter of onderhoudsmonteur.
Gebruik alleen het laatste gat aan elk uiteinde van de montagebeugel om de beugel aan de muur te bevestigen. Bevestig de montagebeugel alleen op een van de volgende twee manieren aan een muur:
1. Bevestiging aan muurstijl: Deze methode biedt de sterkste houvast. Steek houtschroeven (ST.8*45-16) door de montagebeugel en in de muurstijlen.
2. Bevestiging aan expansiebeugel: Met deze methode kunt u de montagebeugel aan holle wanden (muurgedeelten tussen stijlen) of aan massieve muren (beton of metselwerk) bevestigen.
Bepaal welke methode het beste bij uw behoeften past. Beide methoden bieden een veilige houvast voor de montagebeugel.
Markering van schroeflocaties
1. Plak de montagebeugel op de muur waar de heater komt te staan. Zorg ervoor dat de montagebeugel waterpas staat.
2. Markeer de schroeflocaties op de muur (zie afb. 16).
Opmerking:Markeer alleen het laatste gat aan elk uiteinde van de montagebeugel. Steek (2) houtschroeven (ST.8*45-16) in totaal alleen door deze gaten.
3. Verwijder de tape en de montagebeugel van de muur.
Montagebeugel aan de muur bevestigen
Opmerking:Uitbreidingsbeugel, houtschroeven (ST.8*45-16) en afstandhouders voor wandmontage zitten in het hardwarepakket. Het hardwarepakket is voorzien van verwarming.
Bevestiging aan de muurstijlmethode
Voor bevestiging van montagebeugel aan muurstijlen:
1. Boor gaten op gemarkeerde plaatsen met een boor van 9/64 inch.
2. Plaats de montagebeugel op de muur. Lijn het laatste gat aan elk uiteinde van de beugel uit met de gaten die in de muur zijn geboord.
3. Steek houtschroeven (ST.8*45-16) door de beugel en in de muurstijlen.
4. Draai de houtschroeven (ST.8*45-16) aan totdat de montagebeugel stevig aan de muurstijlen is bevestigd.
5. Controleer of de beugel goed vast zit voordat u de heater monteert!
Bevestiging aan uitbreidingsbeugelmethode
Voor het bevestigen van de montagebeugel aan holle wanden (muurgedeelten tussen stijlen) of massieve wanden (beton of metselwerk):
1. Boor gaten op gemarkeerde plaatsen met een boor van 5/16 inch. Boor voor massieve muren (beton of metselwerk) minstens 2,5 cm diep.
2. Vouw de muuruitbreidingsbeugel zoals getoond in (Zie Afb. 17).
3. Plaats de wanduitbreidingsbeugel (vleugels eerst) in het gat. Tap uitbreidingsbeugel gelijk met de muur.
4. Voor dunne wanden (1/2 inch of minder), steek het gereedschap voor de expansiebeugel in de expansiebeugel. Duw het gereedschap voor de expansiebeugel om de vleugels van de expansiebeugel te openen (zie Afb. 18).
BELANGRIJK: Hamer het gereedschap voor de expansiebeugel niet! Voor dikke muren (meer dan 1/2 inch dik) of stevige muren, open geen vleugels.
5. Plaats de montagebeugel op de muur. Lijn het laatste gat aan elk uiteinde van de beugel uit met de expansiebeugel.
6. Steek de schroeven van de expansiebeugel (ST4.8*15-16) door de wandmontagebeugel en in de expansiebeugels.
7. Draai de schroeven van de uitbreidingsbeugel (ST4.8*15-16) vast totdat de montagebeugel stevig aan de muur is bevestigd.
8. Controleer of de beugel goed vastzit voordat u de heater monteert!
Wandophangafstandhouders aan de verwarming bevestigen
WAARSCHUWING: Als de afstandhouders voor wandophanging niet correct worden geïnstalleerd, kan dit leiden tot schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of zelfs de dood.
1. Zoek de montagegaten voor de afstandsringen in de delen rechtsonder/linksonder op het achterpaneel van de verwarming.
2. Bevestig (2) afstandhouders voor wandmontage aan het achterpaneel van de verwarming met behulp van (2) afstandhouders voor wandmontage (M4*25) (zie Afb. 19a).
Verwarming Op Montagebeugel Plaatsen
1. Zoek twee horizontale sleuven op het achterpaneel van de verwarming.
2. Plaats de heater op de montagebeugel. Schuif de horizontale sleuven op de uitstekende lipjes op de montagebeugel. Zorg ervoor dat de afstandhouders gelijkmatig tegen de muur rusten (zie afb. 19b).
AANSLUITEN OP GASVOER
WAARSCHUWING: Een gekwalificeerde servicemonteur moet de verwarming op de gastoevoer aansluiten. Volg alle lokale codes.
BELANGRIJK: Dit apparaat vereist een 3/8-inch NPT (National Pipe Thread) inlaataansluiting op de drukregelaar. Sluit de verwarmer nooit aan op particuliere (niet-nuts) gasbronnen, algemeen bekend als brongas.
WAARSCHUWING:Draai de gasaansluitingen niet te vast aan.
VOORZICHTIGHEID:Gebruik alleen nieuwe, zwarte ijzeren of stalen buizen. In bepaalde gebieden kunnen intern vertinde koperen buizen worden gebruikt. Controleer uw lokale codes. Gebruik pijp van 1/2 inch. diameter of groter om het juiste gasvolume naar de verwarmer mogelijk te maken. Als de leiding te klein is, zal er onnodig drukverlies optreden.
VOORZICHTIGHEID:Controleer de druk van uw gasleiding voordat u de verwarmer op de gasleiding aansluit. De gasleidingdruk moet minimaal 6'' WC voor NG & 11" WC voor LP zijn met een maximale druk van 9'' WC voor NG & 14" WC voor LP. Als de druk in de gasleiding hoger is, zal het apparaat niet werken en kan de regelaar van de verwarming beschadigd raken.
VOORZICHTIGHEID: Sluit de heater nooit rechtstreeks aan op een LP-voeding. Deze heater heeft een externe regelaar nodig (niet meegeleverd). Installeer de externe regelaar tussen de verwarming en de gastoevoer.
VOORZICHTIGHEID:Voorkom schade aan de regelaar. Houd de gasregelaar met een sleutel vast bij aansluiting op gasleidingen en/of fittingen.
VOORZICHTIGHEID:Gebruik pijpverbindingsafdichtmiddel dat bestand is tegen gas (propaan of aardgas)
Typische inlaatpijpdiameters
Gebruik 3/8-inch zwarte ijzeren pijp of groter. De installatie moet een afsluiter van de apparatuur, een koppeling en een aangesloten 1/8-inch NPT-kraan bevatten. Zoek een NPT-kraan binnen handbereik om de testmeter aan te sluiten. De NPT-kraan moet stroomopwaarts van de verwarmer zitten (zie Afb. 20).
BELANGRIJK: Installeer een afsluiter van de apparatuur op een toegankelijke plaats. De afsluitklep van de apparatuur is voor het in- of uitschakelen van het gas naar het apparaat.
Breng afdichtmiddel voor pijpverbindingen licht aan op de mannelijke schroefdraad. Dit voorkomt dat overtollig afdichtmiddel in de buis terechtkomt. Overtollig afdichtmiddel in de leiding kan leiden tot verstopte verwarmingskleppen.
Installeer de bezinkselvanger in de toevoerleiding zoals afgebeeld (zie Afb. 20). Plaats de bezinkselvanger waar deze binnen handbereik is voor reiniging. Plaats een sedimentval op een plaats waar ingesloten materie niet snel zal bevriezen. Een sedimentvanger vangt vocht en verontreinigingen op. Dit voorkomt dat ze in de bedieningselementen van de verwarming terechtkomen. Als de bezinkselvanger niet of verkeerd is geïnstalleerd, werkt de verwarming mogelijk niet goed.
GASAANSLUITINGEN CONTROLEREN
WAARSCHUWING: Test alle gasleidingen en aansluitingen op lekkage na installatie of onderhoud. Corrigeer alle lekken onmiddellijk.
WAARSCHUWING: Gebruik nooit open vuur om te controleren op lekkage. Breng een 50/50 mengsel van vloeibare zeep en water aan op alle gewrichten. Als er bellen ontstaan, kan er een lek zijn. Corrigeer alle lekken onmiddellijk.
Druktest gastoevoerleidingsysteem
Testdrukken van meer dan 1/2 PSIG (3,5 kPa)
Het apparaat en de hoofdgasklep van het apparaat moeten worden losgekoppeld van het gastoevoerleidingsysteem tijdens elke druktest van dat systeem bij testdrukken van meer dan ½ psi (3,5 kPa).
Gastoevoer onder druk Gelijk aan of minder dan 1/2 PSIG (3,5 kPa)
Het apparaat moet worden geïsoleerd van het gastoevoerleidingsysteem door de afsluitklep van de apparatuur te sluiten tijdens elke druktest van het gastoevoerleidingsysteem bij testdrukken gelijk aan of lager dan ½ psi (3,5 kPa).
Lektest verwarmingsgas interne verbindingen
1. Open de afsluitklep van de apparatuur (zie afb. 21).
2. Zorg ervoor dat de regelknop van de verwarmer in de UIT-stand staat.
3. Open de klep van de gastoevoertank (LP-systemen).
4. Controleer alle verbindingen van de afsluitklep van de apparatuur tot de regelklep. Breng een 50/50 mengsel van vloeibare zeep en water aan op gasverbindingen. Als er bellen ontstaan, kan er een lek zijn.
5. Lichtverwarming (zie Bediening, pagina 18). Controleer alle andere interne verbindingen op lekkage.
6. Schakel de verwarming uit (zie "Gas naar apparaat uitschakelen", pagina 19).
OPERATIE
LEES VOOR UW VEILIGHEID ALVORENS AAN TE STEKEN
WAARSCHUWING:Als u deze instructies niet precies opvolgt, kan er brand of een explosie ontstaan, met schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of de dood tot gevolg.
A. Dit apparaat heeft een waakvlam die moet worden aangestoken met behulp van de Ignitor. Volg bij het aansteken van de waakvlam deze instructies nauwkeurig op.
B. VOOR HET AANSTEKEN overal in de buurt van het apparaat naar gas ruiken. Zorg ervoor dat je naast de vloer ruikt, want sommige gassen zijn zwaarder dan lucht en zullen op de vloer neerslaan.
WAT TE DOEN ALS U GAS RUIKT
- Probeer geen enkel apparaat aan te steken.
- Raak geen elektrische schakelaar aan; gebruik geen telefoon in uw gebouw.
- Bel onmiddellijk uw gasleverancier vanaf de telefoon van een buurman. Volg de instructies van de gasleverancier.
- Als u uw gasleverancier niet kunt bereiken, bel dan de brandweer.
C. Gebruik alleen uw hand om de gasregelknop in te drukken of te draaien. Gebruik nooit gereedschap. Als de knop niet met de hand kan worden ingedrukt of gedraaid, probeer hem dan niet te repareren, maar bel een gekwalificeerde servicemonteur. Geforceerde of poging tot reparatie kan brand of een explosie tot gevolg hebben.
D. Gebruik dit apparaat niet als een onderdeel onder water heeft gestaan. Bel onmiddellijk een gekwalificeerde servicemonteur om het apparaat te inspecteren en elk onderdeel van het besturingssysteem en elk gasregelblok dat onder water heeft gestaan te vervangen.
VERLICHTING INSTRUCTIES
HANDMATIGE GASCONTROLE
1. STOPPEN! Lees de veiligheidsinformatie hierboven op deze pagina.
2. Schakel alle elektrische stroom naar het apparaat uit.
3. Gasregelknop iets indrukken en rechtsom draaiennaar UIT "stand ". (Zie Afb. 22a)
OPMERKING: Knop kan niet vanuit PILOT worden gedraaid "" naar UIT "" tenzij de knop iets wordt ingedrukt. Niet forceren.
4. Wacht (5) minuten om eventueel gas te verwijderen. Ruik dan naar gas, ook in de buurt van de vloer. Als u gas ruikt, STOP! Volg "B" in de bovenstaande veiligheidsinformatie. Als u geen gas ruikt, gaat u naar de volgende stap.
5. Gasregelknop iets indrukken en tegen de klok in draaiennaar de PILOOT "stand ". (Zie Afb. 23a) Druk de regelknop in.
6. Houd de bedieningsknop ingedrukt en druk op de ontstekingsknop totdat de waakvlam gaat branden. De piloot is zichtbaar gecentreerd onder de plaatjes, achter de voorgrill. (Zie afb. 24)
7. Houd de knop (30) seconden ingedrukt nadat de waakvlam brandt. Laat de regelknop los.
Opmerking:Als de waakvlam uitgaat, herhaalt u stappen 3 tot en met 7. Wacht (1) minuut voordat u opnieuw probeert de waakvlam aan te steken. Als de waakvlam na verschillende pogingen nog steeds uitgaat, draai dan de gasregelknop rechtsomnaar de UIT "" plaatsen en bel uw servicemonteur of gasleverancier.
VERLICHTING INSTRUCTIES
Als de bedieningsknop niet omhoog komt wanneer deze wordt losgelaten, stop dan onmiddellijk en bel uw servicemonteur of gasleverancier.
8. Schakel alle elektrische stroom naar het apparaat in.
9. Draai de regelknop tegen de klok innaar de gewenste instelling.
THERMOSTAAT GAS REGELING
1. STOPPEN! Lees de veiligheidsinformatie op de vorige pagina.
2. Schakel alle elektrische stroom naar het apparaat uit.
3. Draai de bedieningsknop rechtsomnaar de "UIT"-stand. (Zie afb. 22b)
4. Wacht (5) minuten om eventueel gas te verwijderen. Ruik dan naar gas, ook in de buurt van de vloer. Als u gas ruikt, STOP! Volg "B" in de bovenstaande veiligheidsinformatie. Als u geen gas ruikt, gaat u naar de volgende stap.
5. Draai de knop linksomnaar de "PILOT"-positie. (Zie afb. 23b) Druk de regelknop in.
6. Houd de bedieningsknop ingedrukt en druk op de ontstekingsknop totdat de waakvlam gaat branden. De piloot is zichtbaar gecentreerd onder de plaatjes, achter de voorgrill. (Zie afb. 24)
7. Houd de knop (30) seconden ingedrukt nadat de waakvlam brandt. Laat de regelknop los.
Opmerking: Als de waakvlam uitgaat, herhaalt u stap 3 tot en met 7. Wacht (1) minuut voordat u opnieuw probeert de waakvlam aan te steken. Als de waakvlam na verschillende pogingen nog steeds uitgaat, draai dan de gasregelknop rechtsomin de stand "OFF" en bel uw servicemonteur of gasleverancier. Als de bedieningsknop niet omhoog komt wanneer deze wordt losgelaten, stop dan onmiddellijk en bel uw servicemonteur of gasleverancier.
8. Schakel alle elektrische stroom naar het apparaat in.
9. Draai de regelknop tegen de klok innaar de gewenste instelling
HET GAS NAAR HET APPARAAT UITSCHAKELEN
1. Schakel alle elektrische stroom naar het apparaat uit als er service moet worden uitgevoerd.
2. Gasregelknop iets indrukken en rechtsom draaienop "UIT" of "" positie. NIET FORCEREN.
WERKING THERMOSTATISCHE REGELING (BEPAALDE MODELLEN)
De thermostaat die op deze kachel wordt gebruikt, detecteert de kamertemperatuur. Soms kan de ruimte de ingestelde temperatuur overschrijden. Als dat het geval is, gaat de brander uit. De brander gaat weer aan als de kamertemperatuur onder de ingestelde temperatuur zakt. De bedieningsknop kan worden ingesteld op elk comfortniveau tussen "HIGH" (5) en "LOW" (1) (zie afb. 25).
HANDMATIGE BEDIENING
Handbediende ventielen blijven in de gewenste stand branden totdat ze handmatig op UIT worden gezet ""(Zie afb. 25).
BRANDERS CONTROLEREN
Controleer het waakvlampatroon dagelijks tijdens gebruik en minstens jaarlijks door een gekwalificeerd servicebureau.
PILOT VLAM PATROON
Fig. 26 toont een correct waakvlampatroon. Afb. 27 toont een onjuist waakvlampatroon. De verkeerde waakvlam raakt het thermokoppel niet. Hierdoor koelt het thermokoppel af, waardoor de verwarming wordt uitgeschakeld. Als waakvlampatroon onjuist is:
• schakel de verwarming uit (zie "Gas naar apparaat uitschakelen" op pagina 19)
• zie Problemen oplossen pagina's 23 t/m 26.
BRANDER VLAM PATROON
Fig. 28 toont een correct vlambeeld van de brander. Afb. 29 toont een onjuist vlambeeld van de brander met optillen en te hoge vlamhoogte. Als de vlam van de brander niet goed is:
• schakel de verwarming uit (zie "Gas naar apparaat uitschakelen", pagina 20).
• zie Problemen oplossen, pagina's 23 t/m 26.
Fig. 28 - Correct/normaal vlampatroon met korte vlammen met bedieningsknop ingesteld op hoge vlam (5)
Afb. 29 - Onjuist/abnormaal vlampatroon met hoge vlammen met bedieningsknop ingesteld op hoge vlam (5)
OPMERKING:Omgevingsvlambranders produceren zowel een blauwe als een gele vlam. Een te hoge geelgekleurde vlam kan worden veroorzaakt door stof in de lucht, huidschilfers, haren van huisdieren, enz. Bovendien kan een overmatige hoeveelheid mercaptaan in de brandstof resulteren in een oranje of geelgekleurde vlam
Wanneer deze kachel is ingesteld voor gebruik op propaangas, kan het bovenste derde deel van de vlam felgeel zijn. Wanneer deze kachel is ingesteld voor gebruik op aardgas, kan er een lichtgele tipping van de vlam optreden.
VERZORGING EN ONDERHOUD
OPMERKING:Voor onderhoud moet u het voorpaneel van de kachel verwijderen. Er zijn 4 kruiskopschroeven, 2 aan de linkerkant en 2 aan de rechterkant, waarmee het voorpaneel aan de verwarming wordt bevestigd (zie Afb. 30). Laat het apparaat altijd minimaal dertig minuten afkoelen voordat u probeert het voorpaneel te verwijderen.
Afb. 30 - Voorpaneel verwijderen
Paneelschroef
WAARSCHUWING:Schakel de verwarming uit, trek de stekker uit het stopcontact en laat afkoelen voordat u onderhoud pleegt.
VOORZICHTIGHEID:U moet de bedieningsgebieden, de brander en de circulerende luchtdoorgangen van de verwarmer schoon houden. Inspecteer deze delen van de verwarming voor elk gebruik. Laat de kachel jaarlijks inspecteren door een gekwalificeerd onderhoudsmonteur. De verwarming moet mogelijk vaker worden gereinigd vanwege overmatige pluisjes van vloerbedekking, beddengoed, haren van huisdieren, enz.
WAARSCHUWING: Het niet schoonhouden van de primaire luchtopening(en) van de brander(s) kan leiden tot roetvorming en materiële schade.
REINIGING ODS/PILOT EN BRANDER
Gebruik een stofzuiger, perslucht of een kleine, zachte borstel om de branderpoorten, opening en primaire brander schoon te maken. Kijk in de branderopening en zorg ervoor dat deze schoon is.
LUCHTINLAATGAT VAN DE BRANDER WAAKVLAK REINIGEN
We raden aan om het apparaat elke drie maanden of na 2.500 bedrijfsuren schoon te maken. We raden ook aan om de branderbuis en het waakvlamsamenstel schoon en vrij van stof en vuil te houden. Om deze onderdelen te reinigen, raden we aan om perslucht te gebruiken die niet hoger is dan 30 PSI. U kunt een stofzuiger gebruiken in de blaasstand. Als u perslucht in een blik gebruikt, volg dan de aanwijzingen op het blik. Als u de aanwijzingen op het blik niet opvolgt, kunt u de waakvlamconstructie beschadigen.
VOORZICHTIGHEID: Gebruik nooit een draad, naald of vergelijkbaar voorwerp om ODS/piloot schoon te maken. Dit kan de ODS/pilooteenheid beschadigen.
1. Schakel de unit uit, inclusief de waakvlam. Laat het apparaat minimaal dertig minuten afkoelen.
2. Verwijder 4 schroeven - 2 schroeven aan elke kant van het voorpaneel.
3. Trek het voorpaneel naar voren.
4. Blaas lucht door de poorten/sleuven en gaten in de brander. Maak ook de waakvlameenheid schoon. Een gele punt op de waakvlam duidt op stof en vuil in de waakvlamconstructie. Er is een klein luchtinlaatgat voor de waakvlam ongeveer vijf centimeter van waar de waakvlam uit de waakvlamconstructie komt (zie Afb. 26 & 27 op pagina 19). Terwijl het apparaat is uitgeschakeld, blaast u lichtjes lucht door het luchtinlaatgat. U kunt door een rietje blazen als er geen lucht beschikbaar is.
5. Plaats het voorpaneel terug wanneer u klaar bent met de verwijderde schroeven.
GLAS REINIGEN
Gebruik milde zeep en water. Vermijd het gebruik van schurende reinigingsmiddelen die krassen op het glas kunnen veroorzaken. Het geharde glas dat op dit product is geïnstalleerd, bevat een "Low E"-coating aan de binnenkant. Als het glas wordt verwijderd, moet u ervoor zorgen dat de "Low E"-gecoate zijde aan de binnenkant wordt geïnstalleerd, tegenover de brander.
LUCHTGANGEN VAN DE KAST REINIGEN
Gebruik een stofzuiger of perslucht om schoon te maken.
VENTILATOR REINIGEN (bepaalde modellen)
Gebruik voorzichtig een stofzuiger of perslucht om het ventilatorcompartiment en de bladen stof- en vuilvrij te houden.
OPMERKING: De ventilatormotor is voorgesmeerd voor een langere levensduur van de lagers en behoeft geen verdere smering.
REINIGING BUITENKANT
Gebruik een zachte doek die is bevochtigd met een mengsel van milde zeep en water. Veeg de kast schoon om stof te verwijderen.
PROBLEEMOPLOSSEN
WAARSCHUWING: Als u gas ruikt:
- Sluit de gastoevoer af.
- Probeer geen enkel apparaat aan te steken.
- Raak geen elektrische schakelaar aan; gebruik geen telefoon in uw gebouw.
- Bel onmiddellijk uw gasleverancier vanaf de telefoon van een buurman. Volg de instructies van de gasleverancier.
- Als u uw gasleverancier niet kunt bereiken, bel dan de brandweer.
BELANGRIJK:Het gebruik van de verwarming waar onzuiverheden in de lucht aanwezig zijn, kan geuren veroorzaken. Schoonmaakproducten, verf, verfafbijtmiddelen, sigarettenrook, cement en lijm, nieuw tapijt of textiel enz. veroorzaken dampen. Deze dampen kunnen zich vermengen met verbrandingslucht en geuren veroorzaken.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat de stroom is uitgeschakeld voordat u verder gaat.
WAARSCHUWING: Schakel uit en laat afkoelen voordat u onderhoud pleegt. Alleen een gekwalificeerde onderhoudsmonteur mag de kachel onderhouden en repareren.
Wanneer Ignitor is ingedrukt, is er geen vonk bij ODS/piloot.
1. Ontstekingselektrode is verkeerd geplaatst.
- 1. ODS vervangen.
2. Ontstekingselektrode is kapot.
- 2. ODS vervangen
3. Ontstekingselektrode is niet aangesloten op de ontstekingskabel.
- 3. Vervang de ontstekingskabel
4. Ontstekingskabel is gekneld of nat.
- 4. Maak de ontstekerkabel los als deze wordt afgekneld door metaal of buizen. Ontstekingskabel droog houden.
5. Beschadigde ontstekingskabel.
- 5. Vervang de ontstekingskabel.
6. Slechte ontsteker of ontstekingsmodule.
- 6. Vervang de ontsteker of ontstekingsmodule.
7. Slechte batterij
- 7. Vervang de batterij.
Unit schakelt uit na een paar minuten draaien.
1. De gastoevoer is afgesloten of de afsluitklep van de apparatuur is gesloten.
- 1. Draai de gastoevoer open of open de afsluitklep van de apparatuur.
2. Bedieningsknop niet volledig ingedrukt terwijl u op Ignitor drukt.
- 2. Druk de bedieningsknop volledig in terwijl u Ignitor ingedrukt houdt.
3. Lucht in gasleidingen indien geïnstalleerd.
- 3. Blijf de regelknop ingedrukt houden. Herhaal het aansteken totdat de lucht is verwijderd.
4. ODS/piloot is verstopt.
- 4. Reinig de ODS/piloot (zie Verzorging en onderhoud, pagina 22) of vervang de ODS/pilootconstructie.
5. Bedieningsknop niet in PILOT-stand.
- 5. Draai de regelknop naar de PILOT-stand.
6. Verarmde gasvoorraad (propaan)
- 6. Neem contact op met het plaatselijke propaan/LP-gasbedrijf.
ODS/waakvlam brandt maar de vlam dooft wanneer de bedieningsknop wordt losgelaten.
1. Bedieningsknop is niet volledig ingedrukt.
- 1. Druk de regelknop helemaal in
2. Bedieningsknop is niet lang genoeg ingedrukt.
- 2. Houd de bedieningsknop na ODS/waakvlam 30-60 seconden ingedrukt.
3. De afsluitklep van de apparatuur is niet volledig open.
- 3. Open de afsluitklep van de apparatuur volledig.
4. Thermokoppelverbinding zit los.
- 4. Draai handvast tot hij goed vastzit en draai dan nog een kwartslag vast.
5. Thermokoppel beschadigd.
- 5. Thermokoppel vervangen.
6. Regelklep beschadigd.
- 6. Neem contact op met de klantenservice
7. Inlaatgasdruk is te hoog
- 7. Neem contact op met uw gasleverancier om de voordruk te controleren en aan te passen.
Brander(s) gaan niet aan nadat de ODS/waakvlam is aangestoken.
1. Thermostaatinstelling te laag.
- 1. Draai de thermostaatknop naar een hogere stand.
2. Branderopening is verstopt.
- 2. Reinig de branderopening (zie Verzorging en onderhoud, pagina 22) of neem contact op met de klantenservice.
3. De diameter van de branderopening is te klein.
- 3. Neem contact op met de klantenservice.
4. Inlaatgasdruk is te laag.
- 4. Neem contact op met uw gasleverancier.
Vertraagde ontsteking van brander(s).
1. Spruitstukdruk is te laag.
- 1. Neem contact op met uw gasleverancier.
2. Branderopening is verstopt.
- 2. Reinig de brander (zie Verzorging en onderhoud, pagina 22) of neem contact op met de klantenservice.
Brander slaat terug tijdens verbranding.
1. De branderopening is verstopt of beschadigd.
- 1. Reinig de branderopening (zie Verzorging en onderhoud, pagina 22 of neem contact op met de klantenservice.
2. Brander is beschadigd.
- 2. Neem contact op met dealer of klantenservice.
3. Gasregelaar is beschadigd.
- 3. Vervang de gasregelaar.
Hoge gele vlam tijdens branderverbranding
1. Niet genoeg lucht.
- 1. Controleer de brander op vuil en puin. Reinig de brander indien gevonden (zie Verzorging en onderhoud, pagina 22).
2. Gasregelaar is defect.
- 2. Vervang de gasregelaar.
Gasgeur tijdens verbranding.
1. Vreemd materiaal tussen regelklep en brander.
- 1. Haal de gasslang uit elkaar en verwijder vreemde voorwerpen.
2. Gaslek. (Zie waarschuwing bovenaan pagina 23).
- 2. Zoek en verhelp alle lekken (zie "Gasaansluitingen controleren", pagina 18).
De verwarmer maakt een klikkend/tikkend geluid net nadat de brander is aangestoken of uitgeschakeld.
1. Metaal zet uit bij verhitting of krimpt bij afkoeling.
- 1. Dit is gebruikelijk bij de meeste kachels. Neem contact op met een gekwalificeerde onderhoudsmonteur als het geluid te hoog is.
Er vormen zich witte poederresten in de branderkast of op aangrenzende muren of meubels.
1. Bij verhitting veranderen de dampen van meubelwas, was, tapijtreinigers enz. in witte poederresten.
- 1. Schakel de verwarming uit wanneer u meubelwas, was, tapijtreiniger of soortgelijke producten gebruikt.
Kachel produceert ongewenste geuren.
1. De verwarmer verbrandt dampen van verf, haarlak, lijm, enz. Zie BELANGRIJKE verklaring, pagina 23.
- 1. Ventileer de kamer. Stop met het gebruik van geurveroorzakende producten terwijl de verwarming aan staat.
2. Gaslek. Zie Waarschuwingsverklaring, pagina 23.
- 2. Zoek en verhelp alle lekken (zie "Gasaansluitingen controleren", pagina 17).
3. Lage brandstoftoevoer.
- 3. Vul de voorraadtank bij (Propaan/LP-modellen).
Verwarming schakelt uit tijdens gebruik (ODS werkt).
1. Er is onvoldoende frisse lucht beschikbaar.
- 1. Open raam en/of deur voor ventilatie.
2. Lage leidingdruk.
- 2. Neem contact op met de plaatselijke gasleverancier.
3. ODS/piloot is gedeeltelijk verstopt.
- 3. Reinig de ODS/pilot (zie Verzorging en onderhoud, pagina 22).
Er is zelfs een gasgeur wanneer de bedieningsknop in de UIT-stand staat.
1. Gaslek. Zie Waarschuwing bovenaan pagina 23.
- 1. Zoek en verhelp alle lekken (zie “Gasaansluitingen controleren”, pagina 17).
2. Regelklep is defect.
- 2. Neem contact op met de klantenservice.
Vocht/condensatie opgemerkt op ramen.
1. Te weinig verbrandings-/ventilatielucht.
- 1. Zie vereisten "Lucht voor verbranding en ventilatie", pagina 8.
Lichte rook of geur tijdens het eerste gebruik
1. Residuen van het fabricageproces.
- 1. Het probleem stopt na een paar uur gebruik.
Kachel maakt een fluitend geluid als de brander brandt.
1. Bedieningsknop naar de hoge (5) stand draaien als de brander koud is.
- 1. Draai de bedieningsknop naar de lage (1) stand en laat een minuutje opwarmen.
2. Lucht in gasleiding.
- 2. Laat de brander draaien totdat de lucht uit de leiding is verwijderd. Laat de gasleiding controleren door het plaatselijke propaan/lpg-gasbedrijf.
3. Luchtdoorgangen op de verwarmer zijn geblokkeerd.
- 3. Neem de minimale installatieafstanden in acht (afb. 3, pagina 11)
4. Vervuilde of gedeeltelijk verstopte branderopening.
- 4. Reinig de brander (zie Verzorging en onderhoud, pagina 22) of neem contact op met de klantenservice.
Ventilator draait niet. (Selecteer modellen)
1. De ventilator krijgt geen stroom.
- 1. Controleer of de ventilator is aangesloten en is ingesteld op "MAN" of "AUTO".
2. Ventilator staat op "AUTO".
- 2. Laat de ventilator 5-10 minuten aanslaan.
3. Ventilatormotor is defect.
- 3. Vervang de ventilator.
Ventilator maakt een hard geluid. (Selecteer modellen)
1. Ventilatorhuis of ventilatorbladen zijn vuil.
- 1. Zie "Ventilator reinigen", pagina 22.
2. Ventilatorrotatie is geblokkeerd.
- 2. Controleer of de bedrading niet in het ventilatorpad ligt.
3. Defecte ventilator.
- 3. Vervang de ventilator.
Zie andere modellen:BF10DTDG-4 BF20DTDG-4 IR12DTDG-2 EG10000DH EG5000DGC
Deze documenten zijn ook voor andere Dyna Glo-modellen: BF10PTDG, BF10PMDG, BF20PTDG, BF20PMDG, BF30PTDG, F30PMDG, BF10NTDG, BF10NMDG, BF20NTDG, BF20NMDG, BF30NTDG, BF30NMDG